Ga naar de inhoud

Praktijkvoorbeelden

Laatst gewijzigd op: 02-05-2025

Het barrièremodel kan op verschillende manieren worden ingezet. Zo kan het dienen om overzicht te geven, maar het ook de start zijn van een interventiestrategie.

Medewerkers van het CCV in overleg aan een tafel. Op de tafel ligt een vel papier met informatie over de barrièremodellen. Met behulp van de barrièremodellen van het CCV kun je bepalen welke barrières jij en je ketenpartners kunnen opwerpen tegen criminele activiteiten.

Hieronder vind je verschillende manieren waarop het barrièremodel in de praktijk is ingezet:

In Nederland zijn internationale criminele bendes actief die van gemeente naar gemeente trekken en een spoor van ellende achterlaten. Van inbraken in (vracht)auto’s, winkels, woningen en bedrijven tot zakkenrollen, straatroven, heling, oplichting en identiteitsfraude. Allemaal vergrijpen die een grote impact hebben op inwoners en ondernemers.

De Landelijke Eenheid van de politie heeft daarom zelf een barrièremodel ontwikkeld, om mobiele bendes beter te kunnen bestrijden. Al snel werd duidelijk dat een effectieve aanpak van dit fenomeen samenwerking vereiste met partners, zoals gemeenten en brancheorganisaties. Ook bij de rijksoverheid stond dit fenomeen op de agenda. Om deze mobiele bendes effectief tegen te gaan werd in 2018 de Taskforce Mobiel Banditisme opgericht.

Aan de hand van het barrièremodel zijn alle publieke en private partijen die een rol hebben in de bestrijding van mobiel banditisme samengekomen in de Taskforce.

Het gaat hierbij om bestuurders van het ministerie van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de VNG, gemeenten (Roermond, Enschede en Breda), VNO-NCW en MKB-Nederland, detailhandel, Transport en Logistiek Nederland en het CCV.

Door het barrièremodel kregen de partijen een gezamenlijk beeld van het fenomeen. Vanuit het universele verdienmodel van mobiel banditisme van buitenlandse dadergroepen gericht op vermogenscriminaliteit is een overzicht van mogelijk op te werpen barrières ontstaan.

In de Taskforce is gezamenlijk bepaald welke interventies het grootste effect hebben. Deelnemers aan de Taskforce werden vervolgens aanjager voor het doorvoeren van de barrières van een van de stappen uit het model. Zo werd de politie verantwoordelijk voor het doorvoeren van barrières in de stap ‘plegen delict’, in verband met de opsporing. Branchevereniging Transport en Logistiek Nederland werd aangewezen als aanjager voor de stap ‘gebruik van de infrastructuur’. Op deze manier werd het barrièremodel als sturings- en monitoringinstrument gebruikt door de ambtelijke werkgroep van de Taskforce Mobiel Banditisme. Hoewel de Taskforce is beëindigd, houden de gezamenlijk partijen volop aandacht voor mobiel banditisme.

Criminele organisaties houden zich in heel Europa bezig met voertuigcriminaliteit. De pakkans bij het stelen van motorvoertuigen of -onderdelen is relatief laag en de verkoop van de gestolen goederen levert veel winst op.

De criminele organisaties hebben een mobiel karakter, waardoor de georganiseerde voertuigcriminaliteit meerdere EU-lidstaten treft. Om voertuigcriminaliteit effectief aan te kunnen pakken is het van belang meer inzicht te krijgen in de werkwijze van de criminele organisaties. De Europese commissie heeft daarom subsidie beschikbaar gesteld om de dynamiek van georganiseerde  voertuigcriminaliteit op Europees niveau te onderzoeken.

In samenwerking met Universiteit Gent en het Centre for the Study of Democracy uit Bulgarije voerde het CCV een onderzoek uit naar autodiefstal en ontwikkelde een Europees barrièremodel autodiefstal en autokraak.

Wetenschappelijk onderzoek naar georganiseerde voertuigcriminaliteit vond plaats in zes landen: België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland. Meerdere partijen van publieke en private aard hebben meegewerkt aan de wetenschappelijke onderzoeken. Zo zijn er interviews gehouden met autofabrikanten, verzekeringsmaatschappijen, opsporingsdiensten en andere betrokken partijen zoals expertisecentra en partners in de aanpak tegen voertuigcriminaliteit.

Op basis van de wetenschappelijke onderzoeken zijn nationale barrièremodellen gemaakt. Aan de hand van de nationale barrièremodellen en de wetenschappelijke onderzoeken is een Europees barrièremodel ontwikkeld.

Uit het Europese barrièremodel hebben betrokken onderzoekers en experts vijf barrières geselecteerd om verder uit te werken voor implementatie in de praktijk. Deze barrières zijn in workshops met betrokken experts, onderzoekers en Europol verder uitgewerkt. Deze vijf barrières zijn ter advies aangeboden  aan de Europese Commissie.

Meer informatie

Wie drugs verkoopt, moet ervoor zorgen dat de drugs bij de klant terechtkomen. Dit kan op diverse manieren gebeuren. Wanneer drugs gekocht wordt via internet (darkweb), zal de drugs per post of via een koeriersdienst verstuurd worden. Dit betekent dat deze illegale goederenstroom via de legale goederenstroom verloopt, veelal zonder medeweten van (medewerkers van) post- en koeriersdiensten. Uit cijfers over inbeslagnames blijkt dat veel drugszendingen vanuit Nederland en België vertrekken. Dit zijn belangrijke productielanden van synthetische drugs. Het gaat vooral om zendingen binnen Europa, maar ook wereldwijd.

Om in kaart te brengen hoe hier te werk gegaan wordt, is het barrièremodel ingezet. Het barrièremodel is gemaakt in opdracht van het European Netwerk on the Administrative Approach (ENAA) en het European Crime Prevention Network (EUCPN). Dit model is gemaakt met diverse publieke en private partijen uit België, Luxemburg, Duitsland en Nederland. Zoals ENAA, EUCPN, Benelux.int, de Belgische federale politie, politie Luxemburg, de Nederlandse Politieacademie, Douane, Taskforce – RIEC Brabant-Zeeland, DHL, FedEx en UPS.

Na de ontwikkeling van het barrièremodel is het online barrièremodel (in Engels) en een samenvatting (in vier talen) opgeleverd. De publieke en private partijen hebben op Europees niveau de handen ineen geslagen door een gezamenlijk overleg te initiëren en elkaar op fenomeenniveau te informeren over trends en ontwikkelingen met betrekking tot het vervoer van drugs in de sector.

Elke collectiebeherende instelling, groot of klein, kan een interessant doelwit vormen voor criminelen. Of het nu een museum, galerie, archief of kerk is. Diefstal levert meestal flinke schade op; zowel aan het object, het pand én het imago van de instelling. Slechts een klein percentage van de gestolen kunst wordt teruggevonden. Reden voor de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) ,Faro (Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed) in België en de Nederlandse en Vlaamse politie om aandacht te besteden aan deze diefstallen en ook te kijken naar preventiemogelijkheden om diefstal te voorkomen.

Het CCV heeft, in samenwerking met bovenstaande partners en  verschillende experts, een barrièremodel ontwikkeld dat de verschillende stappen die criminelen nemen om deze diefstal te plegen in kaart brengt, evenals de omstandigheden die diefstal vergemakkelijken.

Het model identificeert maatregelen die kunnen worden genomen om het criminele proces te verstoren en is tot stand gekomen met de expertise van Nederlandse en Belgische professionals werkzaam in de museale sector.

Dit barrièremodel legt de focus op een doeltreffender gebruik van organisatorische, bouwkundige, elektronische en informatiebeveiligingsmaatregelen (OBE+I). Wanneer deze maatregelen goed op elkaar zijn afgestemd, maximaliseren ze de veiligheid van de instelling. Het barrièremodel fungeert vooral als een inspiratiedocument om de eigen beveiligingsaanpak van musea kritisch te evalueren.

Het barrièremodel heeft tot een mooie samenwerking geleid tussen Nederlandse en Belgische collega’s op het gebied van kunstcriminaliteit. Daarnaast is er een publicatie opgeleverd die voor alle musea en hun partners beschikbaar is. Deze is te bekijken op de website van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Daarin wordt onder andere een fictieve casus beschreven. Deze fictieve casus ‘Juwelenroof in Bergendam’ biedt een praktijkvoorbeeld waarin alle stappen van het barrièremodel nader worden belicht. Na elke stap wordt beschreven hoe de theoretische benadering zich in de praktijk zou kunnen manifesteren.

Daarnaast zijn er ook in de praktijk al een aantal mooie voorbeelden. Zo heeft een provinciaal museum zich opgeworpen als ‘moedermuseum’ voor de regio om ook andere musea in de regio wegwijs te maken met het model. Zo worden ook musea op regionaal niveau geholpen, mede door de netwerkfunctie.

Ook worden er door RCE en Faro studiedagen georganiseerd voor de Nederlandse en Belgische museumsector om het barrièremodel onder de aandacht te brengen en musea te helpen om het barrièremodel toe te passen in de praktijk.

Meer informatie

Achtergrondinformatie