De sluitingsbevoegdheid in hoofdlijnen
Laatst gewijzigd op: 05-12-2024Hieronder geven we per thema een korte indruk van de aangepaste bevoegdheid waarmee de burgemeester of de gezaghebber een pand mag sluiten.

Gronden voor sluiting
Er zijn drie gronden waarop de burgemeester en gezaghebber een pand kan sluiten: de a-grond, de b-grond en de c-grond.
De a-grond
Voor sluiting op de a-grond moet sprake zijn van een ernstige verstoring van de openbare orde in de vorm van onaanvaardbare overlast die in risico’s voor de omgeving te vergelijken zijn met drugsoverlast. De verstoring moet worden veroorzaakt door gedragingen in de woning, in het lokaal of op het erf. Dit is de sluitingsbevoegdheid die oorspronkelijk in de wet stond.
De b-grond
Voor sluiting op de sinds 2024 bestaande b-grond moet sprake zijn van ernstig geweld of bedreiging daarmee. Dit geweld of die bedreiging moet plaatsvinden in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het niet voor het publiek toegankelijke lokaal of op het bijbehorende erf of in de onmiddellijke nabijheid ervan.
De openbare orde rond het pand moet daardoor ernstig verstoord zijn of er is daardoor een ernstige vrees voor het ontstaan van zo’n ernstige verstoring. Er moet sprake zijn van een daadwerkelijk waarneembaar effect op het openbare leven, omdat mensen bijvoorbeeld onveiligheids- en angstgevoelens uiten.
De c-grond
Voor sluiting op de in 2024 ingevoerde c-grond moet een wapen (zoals bepaald in artikel 2 van de Wet wapens en munitie of artikel 1, tweede lid, van de Wapenwet BES) zijn aangetroffen in de woning of het niet voor het publiek toegankelijke lokaal of op het bijbehorende erf. Door het aantreffen van dit wapen is de openbare orde rond het pand ernstig verstoord of er is een ernstige vrees voor het ontstaan van zo’n ernstige verstoring. De enkele aanwezigheid of vondst van een wapen is dus niet voldoende voor het toepassen van de bevoegdheid. De burgemeester of gezaghebber moet deugdelijk motiveren waarom het aantreffen van het wapen leidt tot een ernstige verstoring van de openbare orde rond het pand of de ernstige vrees daarvoor.
De mensen die het raakt: zorgvuldig belangen afwegen
Als de burgemeester of gezaghebber besluit om een pand te sluiten, raakt dit mensen vaak onder meer in hun persoonlijke levenssfeer. Dat beperkt grondrechten. De sluitingsbevoegdheid geeft een burgemeester of gezaghebber de vereiste wettelijke grondslag om deze grondrechten te beperken. Maar het betekent niet dat een pand altijd gesloten mag worden. Het evenredigheidsbeginsel begrenst de bevoegdheid flink.
Een burgemeester of gezaghebber moet het belang van alle betrokkenen zorgvuldig afwegen. Zoals dat van inwonenden en familieleden. Hierbij moeten ook specifiek de belangen van mensen in kwetsbare posities worden meegewogen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij minderjarigen, ouderen en mensen met een kwetsbare geestelijke of fysieke gezondheid. Ook moet de burgemeester of gezaghebber in voorkomend geval de (on)mogelijkheid van vervangende woonruimte meenemen in het besluit. Of iemand schuld treft of niet is voor de bevoegdheid tot sluiting niet relevant, het dreigende effect op het openbare leven staat voorop, maar voor de afweging wel. In de belangafweging spelen ook de gevolgen van de sluiting (bijvoorbeeld ontbinding van de huurovereenkomst) en de duur van de sluiting een rol.
De burgemeester of gezaghebber moet een belanghebbende in beginsel zelf de mogelijkheid geven om maatregelen te treffen waardoor de ernstige verstoring van de openbare orde wordt beëindigd of voorkomen. Dat is de zogenoemde begunstigingstermijn. Afhankelijk van het geval kan die termijn kort zijn. Alleen bij (super)spoedeisende situaties hoeft de burgemeester of gezaghebber die termijn niet bieden. De burgemeester of gezaghebber moet de duur van de sluiting in het sluitingsbesluit vastleggen, en mag dit besluit verlengen bij ernstige vrees voor herhaling of het ontstaan van ernstige verstoring van de openbare orde.
Na de sluiting
Een verhuurder in Europees Nederland mag in het geval van sluiting een huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden zonder tekortkoming. Dat mag geen automatisme zijn en moet in redelijkheid en billijkheid plaatsvinden. Een burgemeester moet in zijn afwegingen tot sluiting meenemen of de verhuurder tot zulk buitengerechtelijk ontbinden wil overgaan.
De Woningwet (de Wet Victor) maakt het onder voorwaarden mogelijk voor een burgemeester om een gesloten pand verplicht in beheer te laten geven. Als dat geen verbetering biedt, is onteigening mogelijk.
De burgemeester of gezaghebber kan besluiten de sluiting in te trekken. Dat kan op verzoek van een betrokkene. De burgemeester of gezaghebber kan ook uit zichzelf besluiten om de sluiting in te trekken.
Jurisprudentie
Deze wet is recentelijk in werking getreden. Sinds januari 2024 houden wij de jurisprudentie ervan bij.