Gebiedsverbod met meldplicht voor ongeregeldheden rond de jaarwisseling

Kenmerken

• Vernielingen
• Gebiedsverbod
• Meldplicht

Welke ordeverstoring vond plaats?

Op 23 december 2019 werd op de Tigrisdreef in Utrecht een bushokje vernield. Na een korte achtervolging werd de betrokken persoon aangehouden door de politie. De politie trof in zijn capuchon en onder de auto waar hij naast stond, illegaal vuurwerk aan. Bij de doorzoeking van de woning van de betrokken persoon, vond de politie een aanzienlijke hoeveelheid illegaal zwaar vuurwerk waarondercobra’s, een shell, 340 nitraten en een lawinepijl.

Welke maatregel legde de burgemeester op?

De burgemeester legde de man een gebiedsverbod met meldplicht op vanaf 27 december 2019 tot 5 januari 2020. De woning van de man bevond zich  in het gebied van het gebiedsverbod. Daarom had de burgemeester de woning van dit verbod uitgezonderd. Tussen 8.00 uur ‘s ochtends en 20.00 uur ‘s avonds mocht de man zich via de route zoals die was aangegeven op een kaart van en naar zijn woning verplaatsen.

Wat besloot de rechter?

De man ontkende de gedragingen. Daarnaast vond hij dat het besluit niet voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

De rechter was het daar niet mee eens en vond dat het besluit wel voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er was publiek eigendom vernield met heel gevaarlijk vuurwerk dat tot ernstig letsel kan leiden. Daarnaast vonden de incidenten plaats in een wijk waar vaker incidenten zijn rond de jaarwisseling. Ook vond de rechter dat het gebiedsverbod slechts negen dagen duurde en dat de man nog steeds via een aangegeven route van en naar zijn woning kon tussen 8.00 uur ‘s ochtends en 20.00 uur ‘s avonds.

Wat leert deze uitspraak ons?

Gebiedsverboden kunnen worden ingezet voor vernielingen rondom de jaarwisseling. Ligt de woning in de wijk waarvoor het gebiedsverbod geldt, dan hoeft dit geen probleem te zijn voor de rechtmatigheid van het besluit omdat de woning hiervan kan worden uitgezonderd.

Meer informatie over deze zaak: ECLI:NL:RVS:2022:2636