Ga naar de inhoud

Gebiedsverbod voor drugshandel

Laatst gewijzigd op: 25-06-2024

Het opleggen van een gebiedsverbod voor de duur van drie maanden wegens drugshandel is niet per definitie disproportioneel.

Optocht met fakkels Ter illustratie van het CCV-dossier Wet mbveo.

Kenmerken

  • Gemeente
  • Gebiedsverbod
  • Wijk
  • Verdovende middelen

Wat was de overtreding?

Vanwege ernstige verstoring van de openbare orde door drugshandel krijgt de overtreder een gebiedsverbod. Bij aanhouding had de overtreder gripzakjes bij zich gevuld met hoeveelheden harddrugs (cocaïne en heroïne) met een totaalgewicht van 5,5 gram. Tevens werd een mobiele telefoon in beslag genomen. Na de inbeslagname werden daarop meerdere oproepen ontvangen, waaronder een oproep van een persoon die aan handel in cocaïne refereerde.

Welke maatregel werd opgelegd?

De burgemeester van de gemeente Katwijk legde een gebiedsverbod op voor een bepaald gedeelte van de gemeente Katwijk, voor de duur van drie maanden.

Wat besloot de rechter?

De betrokkene ging tegen het besluit in beroep. Hij vond het gebiedsverbod onterecht en onevenredig. Door het verbod kon hij zijn sociale contacten in Katwijk niet onderhouden en daar niet solliciteren naar werk. Daarnaast zei hij zich niet stelselmatig met drugshandel bezig te houden. De verkoop waarvoor hij is aangehouden, was een incident.

Hoewel het gebiedsverbod ondertussen was uitgewerkt, boog de rechter zich wel over deze zaak. Betrokkene heeft namelijk bijstand gekregen van deskundigen waarvan hij de kosten vergoed wil hebben. De rechter gaf aan dat de bestuurlijke rapportage niet ter discussie stond. De locatie waarop betrokken is aangehouden, staat bekend als een handelslocatie voor verdovende middelen.

Verder gaf de rechter aan dat de verkoop van harddrugs deel uitmaakt van georganiseerde drugshandel, het aandeel van betrokkene kan dan ook niet als losstaand incident worden beschouwd. Tot slot merkte de rechter met betrekking tot de evenredigheid van het gebiedsverbod op, dat betrokkene niet in het betreffende gebied woonde. Bovendien was van belangrijke sociale contacten of inspanningen op de arbeidsmarkt in het gebied niets gebleken. De rechter gaf aan dat betrokkene deze belangen ook niet geloofwaardig had toegelicht. De rechtbank verklaarde het beroep dan ook ongegrond.

Wat kunnen we van deze uitspraak leren?

Het opleggen van een gebiedsverbod voor de duur van drie maanden wegens drugshandel is niet per definitie disproportioneel. Indien betrokkene reden heeft om in het gebied te komen waarvoor het gebiedsverbod is opgelegd, dan zal hij dit moeten onderbouwen.

Meer informatie over deze zaak: ECLI:NL:RBDHA:2023:16019