Gebiedsverbod voor verslaafde dak- en thuislozen
Laatst gewijzigd op: 25-06-2024Het opleggen van een gebiedsverbod levert strijd op met het recht op bewegingsvrijheid. Dat hoeft geen bezwaar te zijn als de belangen die worden beschermd met het verbod zwaarder wegen.

Kenmerken
- Gemeente
- Gebiedsverbod
- Wijk
- Dakloosheid
- Verdovende middelen
Wat was de overtreding?
Reden voor oplegging van het gebiedsverbod was het zich zonder reden ophouden in een portiek in het aangewezen gebied. Het aangewezen gebied is een gebied waar veel incidenten en meldingen zijn geweest met betrekking tot een grote groep verslaafde dak- en thuislozen. De incidenten en meldingen bestonden uit overlast door het gebruik van drugs, vervuiling van de omgeving en conflicten binnen de groep. Deze conflicten escaleerden meerdere keren in vecht- en steekpartijen waarbij verschillende personen ernstig gewond raakten.
De overlast leidde tot veel klachten en signalen van gevoel van sociale onveiligheid uit de buurt. De instanties hebben aangetoond dat de overlast zowel komt van een groep verslaafden die een binding heeft met de woonplaats, maar ook van een groep verslaafden die geen binding heeft met de woonplaats maar door de aanzuigende werking van de aanwezigheid van drugs en de mogelijkheid om drugs te gebruiken naar die regio afreizen.
Er zijn verschillende maatregelen genomen om de overlast tegen te gaan, maar die bleken allemaal niet voldoende om de overlast te beteugelen. In het aanwijzingsbesluit is vervolgens voor de duur van een half jaar, een aantal straten aangewezen als gebied waarvoor aan personen een verblijfsontzegging kan worden opgelegd. Dit maakt dat consistent kan worden opgetreden tegen overlastgevende personen en kan worden geïnvesteerd in een duurzame aanpak van de problematiek. Om een waterbedeffect te voorkomen, is rekening gehouden met verplaatsingseffecten en om die reden is er een wat ruimer gebied aangewezen dan alleen de straat waar de overlast zich met name afspeelde.
Welke maatregel werd opgelegd?
De burgemeester van de gemeente Utrecht heeft op grond van de APV een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van één maand.
Wat besloot de rechter?
De zaak lag voor bij de voorzieningenrechter. Betrokkene is het namelijk niet eens met het aan hem opgelegde gebiedsverbod. Hij gaf toe dat hij zich in het aangewezen gebied heeft opgehouden, maar vond dat dit niet betekende dat er sprake was van een overtreding omdat hij niet onherroepelijk was veroordeeld. Daarnaast gaf de overlastgever aan dat de onschuldpresumptie is geschonden, omdat er tevens sprake is van een strafrechtelijk onderzoek.
Betrokkene verwees hierbij naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Betrokkene zei dat zolang de boete die aan hem is opgelegd nog niet onherroepelijk is, niet vaststaat dat hij zich daar zonder redelijk doel ophield en hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de APV.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester het gebiedsverbod mocht opleggen. Daarnaast was de voorzieningenrechter het met de burgemeester eens dat deze zijn besluit mocht baseren op het feitencomplex van het proces-verbaal. De rechter gaf aan dat er geen sprake is van strijd met de onschuldpresumptie van artikel 6 EVRM, ook niet nu er een boete is opgelegd. De burgemeester mocht aannemen dat betrokkene zonder redelijk doel in de portiek rondhing en dat betrokkene daarmee de APV heeft overtreden.
De burgemeester was dan ook bevoegd om, onafhankelijk van de boete, een gebiedsverbod op te leggen. De rechter gaf aan dat daarmee de schuld van betrokkene in een eventueel lopende strafrechtelijke procedure nog niet vaststaat. Betrokkene kan zich in die procedure dan ook nog verweren. Van strijd met de onschuldpresumptie is in die zin ook geen sprake.
Tot slot heeft de overlastgever aangevoerd dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het gebiedsverbod geen onevenredige inbreuk maakte op verzoekers recht op bewegingsvrijheid. Zo stelde betrokkene dat hij het kantoor van zijn advocaat niet kon bezoeken. Hij zei dat dit in strijd is met het beginsel van eerlijke procesvoering zoals neergelegd in artikel 6 EVRM. Ook kon hij geen gebruik maken van het busstation. Hij meende daarom dat het gebiedsverbod in strijd is met zijn recht op bewegingsvrijheid van artikel 83 Grondwet en artikel 2 van het Vierde Protocol EVRM. De burgemeester was het oneens met betrokkene. Hij vond de maatregel niet disproportioneel en bovendien gerechtvaardigd met het oog op het publieke belang van handhaving van de openbare orde.
De rechter gaf aan dat niet ter discussie stond dat het gebiedsverbod inbreuk maakte op het recht op bewegingsvrijheid zoals neergelegd in artikel 2 van het Vierde Protocol EVRM. Uit eerdere rechtspraak blijkt dat dit recht mag worden beperkt. Betrokkene heeft niet gezegd dat niet voldaan is aan de voorwaarden waaronder dit grondrecht kan worden beperkt. De voorzieningenrechter vond dan ook dat de maatregel tot oplegging van het gebiedsverbod niet onevenredig is.
Op zitting is vast komen te staan dat betrokkene het kantoor van zijn advocaat kon bereiken via een andere reisroute. Daarnaast kon hij enkele zaken ook telefonisch afdoen met zijn advocaat. Verder gaf de rechter aan dat betrokkene wel met de bus door het gebied kon reizen en dat hij kon uitstappen bij een bushalte even buiten het gebied. Ook kon de overlastgever om het gebied heen reizen. De rechter vond een gebiedsverbod van een maand daarom niet onredelijk en niet disproportioneel in strijd met zijn bewegingsvrijheid.
De rechter stelde dat hij het gebiedsverbod in dit geval noodzakelijk en een evenwichtig middel vond om de rust en de openbare orde te herstellen. De rechter vond verder dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd waarom het terugdringen van drugsgebruik en drugshandel en de overlast die daaruit voortkomt, zwaarder mag wegen dan de belangen van betrokkene.
Wat kunnen we van deze uitspraak leren?
Het opleggen van een gebiedsverbod levert strijd op met het recht op bewegingsvrijheid. Dit is geen probleem indien de belangen die worden beschermd met het gebiedsverbod (zoals bijvoorbeeld het terugdringen van overlast vanwege drugsgebruik en drugshandel) in een specifiek geval zwaarder horen te wegen dan de belangen van de betrokkene.
Meer informatie over deze zaak: ECLI:NL:RBMNE:2023:7019